De verjaardag van een meester: Michelangelo uitgelicht

Gepubliceerd door Luuk Spee op

‘Michelangelo Buonarotti (1475-1564) is samen met Rembrandt, Titiaan en Rafaël een van de weinige kunstenaars waarvan enkel het noemen van de voornaam voldoende is om bij de meeste mensen – kunstminnend of kunsthistorisch onverschillig – een zucht van herkenning te doen uitlokken. En dat is ook niet zo vreemd, aangezien een belangrijk deel van ’s werelds beroemdste kunstwerken uit zijn handen is voortgekomen: de David (1501-1504), de beschilderingen op het plafond van de Sixtijnse kapel (1508-1512), de piëta in de Sint Pieter (1498-99) en ga zo maar even door. Van schilderen tot beeldhouwen en van dichtkunst tot architectuur: maar weinig kunstvormen waren deze uomo universalis onbekend. Vandaag zou Michelangelo jarig zijn geweest. Mocht de beste man nog leven dan zou hij maar liefst 547 kaarsjes uitblazen. Chapeau! Daarom weidt de ARTillerie vandaag lange post aan de beroemde kunstenaar.

Zoals je bij zijn geboorte- en sterfjaar al hebt kunnen lezen is Michelangelo (afb. 1) voor zijn tijd stokoud geworden. Oké, de 547 mocht hij dan net niet halen, maar 88 jaren duurde zijn lange leven wel. Gedurende deze kleine eeuw veranderde de kunst en de positie van de kunstenaar radicaal: van enigszins sober en statig in de late vijftiende eeuw naar kronkelig en virtuoos naarmate de zestiende eeuw vorderde en van een kunstenaar die werd gezien als ambachtsman naar de kunstenaar die zich presenteert als een scheppend genie. We kunnen er niet omheen dat Michelangelo voor deze ontwikkelingen ook deels zelf verantwoordelijk is geweest.

Maar laten we beginnen bij het begin. Niemand kan zijn of haar talent ontplooien zonder eindeloze oefening en goede scholing. Dat gold ook voor Michelangelo. Daarom ging hij op zijn dertiende, in 1488, in de leer bij de Florentijnse schilder Domenico Ghirlandaio (1449-1494) – al kun je je afvragen in hoeverre de leerling daar wat van de leermeester leerde. In het begin zal dat zeer zeker zo zijn geweest, maar naar mate Michelangelo de nodige technische vaardigheden beheerste ontsteeg hij al snel ieder ander in het atelier van Ghirlandaio. Door het bestuderen van de beelden uit de klassieke oudheid, het bewonderen van de werken van eigentijdse voorgangers en het verrichten van anatomisch onderzoek, leerde Michelangelo hoe hij het menselijk lichaam zo overtuigend mogelijk kon weergeven vanuit allerlei onmogelijke posities. En ondanks dat de klassieke beeldhouwkunst zeker groot gezag genoot, was het niet zijn doel om deze kunst te imiteren. Nee, Michelangelo wilde de klassieken overtreffen.

Michelangelo leerde snel: voor zijn dertigste had hij een belangrijk deel van zijn beroemdste werken al uit het marmer gebeiteld: de David en zijn piëta. Velen zijn het er echter over eens dat het hoogtepunt uit zijn carrière te vinden is in de jaren waarin hij voor paus Julius II (r. 1503-1513) werkte. Dat begon in 1506 toen hij door de eerdergenoemde paus werd gevraagd om naar Rome te komen. De kerkvorst had plannen voor een enorm grafmonument en Michelangelo zou dat moeten vervaardigen. Helaas ging dat plan niet door, waarna Michelangelo woedend Rome weer verliet. Een paar smeekbedes later keerde de kunstenaar toch weer terug naar Rome waar hij een nieuwe opdracht kreeg: het beschilderen van het gewelf van de Sixtijnse kapel. In eerste instantie was Michelangelo hier helemaal niet zo blij mee, want hij voelde meer voor het vak van beeldhouwen. Toch zette hij zich aan het werk en wel met een verbluffend resultaat: na vier jaar van achterovergebogen werken was zijn meesterwerk vol blote spierbundels – zowel van het mannelijk als het vrouwelijk geslacht – af (afb. 2).

Afb. 2: Michelangelo Buonarotti, plafond van de Sixtijnse kapel (detail), 1508-1512, fresco, Sixtijnse kapel Vaticaan

Aangezien je maar voor korte tijd kan pieken, is het aanlokkelijk om te denken dat het na het voltooien van het plafond in de Sixtijnse kapel bergafwaarts ging met Michelangelo’s carrière. Maar dat is niet helemaal waar. In de jaren twintig, dertig en veertig van de zestiende eeuw werkte de kunstenaar nog aan grote opdrachten voor verschillende pausen en voor de’ Medici in Florence. Deze werken zijn misschien iets minder bekend geworden, maar ze zijn met minstens even veel vernuft gemaakt. Zijn laatste grote werk voltooide de meester als hoogbejaarde man en dat kan iedere Romein tot op de dag van vandaag gratis en voor niets bekijken: de koepel van de Sint Pieter. Wil jij nou ook het oeuvre van Michelangelo bekijken maar heb je geen tijd of geld om helemaal naar het zonnige Italië af te reizen? Ook dichter bij huis kun je zijn werk bewonderen. Zo bezit de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Brugge – heel verrassend – de Brugse Madonna (afb. 3), gemaakt tussen 1501 en 1504 door de grote meester zelf. Als de landsgrenzen weer open gaan, pak dan dus als de wiedeweerga je biezen en reis af naar zuiderburen om dit meesterwerk te bewonderen. Al zal ik weinigen hoeven te vertellen dat het zonovergoten Italië ook niet mis is.


0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder
WP2Social Auto Publish Powered By : XYZScripts.com