kunst en indoctrinatie in het Derde rijk
Laatst kwam ik een oude vriend van mij tegen in het Elinor Ostrom gebouw. Hij studeerde economie, kwam ik gaandeweg achter. Tijdens het korte gesprek dat ik met deze oude vriend had kwam ter sprake dat hij vond dat hij vanuit links geïndoctrineerd werd. Zijn reden om dit te denken was dat hij van mening was dat de docenten aan zijn faculteit te veel aandacht besteedden aan het uitleggen van het economische model van Karl Marx. Ik vond dit een nogal onzinnige gedachte, maar ik kon niet precies uitdrukken waarom. Wanneer je economie studeert moet je natuurlijk alle economische modellen, inclusief die van Marx, leren kennen om je eigen visie op de economie te ontwikkelen. Dit was al reden genoeg om de stelling van mijn vriend te verwerpen. Maar er was nog een reden hiervoor, die me pas te binnen schoot toen het gesprek al was afgelopen: mensen die geïndoctrineerd worden, weten meestal niet dat hen systematisch het gedachtegoed van een ander wordt ingeprent, zodat ze denken dat dit hun eigen meningen en gedachten zijn. Wanneer je meent door te hebben dat je geïndoctrineerd wordt, wordt je dit dus niet. Deze onzichtbare natuur van indoctrinatie komt heel duidelijk naar voren in de tentoonstelling Kunst in het Derde Rijk in museum Arnhem. In dit artikel zal ik trachten te verklaren waarom.
Om te beginnen met het illustreren van de bijna onmerkbare indoctrinatie die in vrijwel alle werken van de tentoonstelling te zien is, kunnen we allereerst kijken naar onderstaand stedelijk landschap. Dit is een werk getiteld Das Haus der Deutschen Kunst und sein geplanter Ergänzungsbau, gemaakt door de schilder Otto Albert Hirth (1899-1969) in 1940. Het schilderij moet de plannen voor een uitbreiding van het Haus der Deutschen Kunst in München voorstellen. De schilder en Adolf Hitler, van wie deze plannen waren, lijken hiermee terug te willen verwijzen naar stedelijke landschappen uit de renaissance, zoals De ideale stad van Piero della Francesca. Het plein op het Duitse doek is net zo leeg als bij Francesca, die hiermee kalmte en stabiliteit wilde suggereren. De schilder van dit werk lijkt hiermee iets soortgelijks te willen doen: door te refereren aan de lege stedelijke landschappen in de renaissance suggereert de schilder indirect een soortgelijke stabiliteit van het naziregime. Zo heeft dit doek dus een indoctrinerende werking op de Duitse bevolking.
Een ander werk in de tentoonstelling dat op eenzelfde soort manier aan een vroeger schilderij refereert is onderstaand doek genaamd Blick aufs Meer, gemaakt door Fritz Burmann (1892-1945). We zien een uitgestrekt strand met daarachter de zee. Op de voorgrond staat een vrouw met haar rug in de wind. Dit schilderij doet denken aan meerdere landschappen uit de romantiek, zoals de werken van Caspar David Friedrich en zijn wereldberoemde Wandelaar boven de nevel. Het werk laat de grootsheid van de Duitse natuur zien, zoals ook de romantici dat deden in hun tijd. Het doek moest iedere Duitser een gevoel van trots en saamhorigheid geven. Dit doek is waarschijnlijk tentoongesteld om deze saamhorigheid tot van nationalisme om te vormen, zoals dat ook gebeurde in de romantiek. Dit nationalisme moest zo sterk zijn dat het in de jaren 1939-1945 bewapend kon worden.
Op een andere manier romantisch is Auf Heimaturlaub, in 1944 gemaakt door de schilder Paul Mathias Padua (1903-1981). Hier zien we een Duitse soldaat die tijdelijk met verlof is van het leger. Om hem heen zitten een paar kleine kinderen. Uit de handgebaren van de soldaat kunnen we opmaken dat hij verhalen oorlogsverhalen aan het vertellen is. Hij houdt zijn handen namelijk alsof hij een geweer vasthoudt. Ondanks dat dit schilderij indirect over oorlog gaat, oogt het toch erg gezellig. Het warme licht streelt de gezichten van de vermoeide kinderen en geeft het werk een gevoel van nostalgie mee, een verlangen naar de tijd dat je ouders je verhalen vertelden voor het slapengaan, net als dat de soldaat nu voor deze kinderen doet. Zo worden gevoelens van nostalgie indirect met oorlog geassocieerd en draagt dit schilderij bij aan de indoctrinatie van het Duitse volk die Adolf Hitler op het oog had.
Met de nodige kunsthistorische kennis is het dus, zoals ik in dit artikel heb geïllustreerd, vrij makkelijk om te zien hoe kunst tijdens het naziregime werd ingezet om het Duitse volk te indoctrineren. Voor de burgers zonder deze kennis die in de jaren 1933-1945 in Duitsland leefden was dit waarschijnlijk anders. Onbewust gingen zij de romantische en nostalgische taferelen die ze in de kunsten zagen associëren met het Duitsland van Adolf Hitler. Een Duitsland dat volgens de kunsten het perfecte plaatje was. Een land waar je voor moest vechten.
Schijn bedriegt dus bij de kunst van het Derde Rijk: wat romantisch en lieflijk lijkt, is in feite een oproep voor mensen om in een oorlog te gaan vechten die miljoenen levens zou kosten. In museum Arnhem komt deze schijn van de Duitse kunst uit de zes oorlogsjaren goed naar voren. Terwijl ik door het museum liep, dacht ik eerst: ‘’Maar wat is er nu zo propagandistisch hieraan?’’ Totdat ik het gesprek met m’n oude vriend herinnerde en ik mij realiseerde: ‘’echte indoctrinatie heb je niet door.”
0 reacties