De Indiase ziel van Amrita Sher-Gil
Amrita Sher-Gil (1913-1941) was een van de meest vernieuwende figuren in de moderne Indiase kunst. Haar korte carrière heeft een grote indruk achtergelaten op de kunstwereld en haar schilderijen behoren nog steeds tot het toppunt van de vrouwelijke Indiase kunst. Maar wie is deze opmerkelijke kunstenares?
Leven
Amrita Sher-Gil werd geboren op 30 januari 1913 in Boedapest in Hongarije. Haar vader, Umrao Singh Sher-Gil Majithia, was een aristocraat en fotograaf en haar moeder, Marie-Antoinette Gottesmann, was een Hongaarse operazangeres. Al op jonge leeftijd toonde Sher-Gil interesse in het maken van kunst. Op vijfjarige leeftijd begon ze al met schilderen, waarna haar gaven al snel werden opgemerkt door haar omgeving. Haar oom, Ervin Baktay, een indoloog en voormalig schilder, moedigde Amrita aan om haar artistieke talenten te blijven ontwikkelen. In 1921 verhuisde het gezin Sher-Gil vanwege de onstabiele financiële situatie in Hongarije na de Eerste Wereldoorlog naar Shimla in Noord-India. Deze verhuizing had een sterke invloed op Amrita’s leven en haar kunstontwikkeling. In Shimla begon ze schilderlessen te volgen van Major Whitmarsh. Naast schilderen leerde ze ook piano en viool te spelen. Samen met haar zus Indira gaf ze concerten en speelde ze in toneelstukken.
Sher-Gil begon kunst pas echt serieus te nemen toen ze zestien jaar was. Haar moeder nam haar in 1929 mee naar Parijs, dat destijds het centrum van de moderne kunst was. In Parijs studeerde ze aan de prestigieuze École des Beaux-Arts. Tijdens haar tijd in Parijs ontwikkelde Sher-Gil haar technische vaardigheden en experimenteerde ze met verschillende stijlen. Amrita voelde zich vooral aangetrokken tot de werken van Paul Cézanne, Amedeo Modigliani en Paul Gauguin. Tussen 1930 en 1934 heeft ze maar liefst negentien zelfportretten geschilderd en verschillende prijzen gewonnen. Haar kunstwerk “Jonge Meisjes” werd in 1933 geexposeerd op de salon en ze won hier zelfs een gouden medaille mee. Ook won ze er een lidmaatschap mee van de Grand Salon in Parijs. Hiermee was Sher-Gil de jongste persoon én eerste Aziatische persoon die deze prijs won.
Verder zei Sher Gil: “Mijn werk in die tijd was westers van opzet en uitvoering, behalve dat het nooit helemaal rustig of conventioneel was”. Ook schreef ze dat ze tegen het einde van 1933 werd gekweld door een verlangen om terug te keren naar India. Ze wist op een onverklaarbare manier dat daar haar lot als schilder lag.
Terugkeer naar India
In 1934 keerde Sher-Gil dan echt weer terug naar India. Sher-Gil’s stijl onderging een duidelijke evolutie gedurende haar carrière. Haar vroege werken, gemaakt tijdens haar verblijf in Parijs, tonen sterke Europese invloeden. Na haar terugkeer naar India begon ze een eigen stijl te ontwikkelen die de Europese technieken combineerde met Indiase thema’s en esthetiek. Ze werd vooral geïnspireerd door de muurschilderingen in de Indiase Ajanta grotten. In 1936 ontmoette ze advocaat en kunstcriticus Karl Khandalavala. Hij introduceerde Sher-Gil met de 17e-eeuwse Mongoolse miniaturen. Haar daaropvolgende werken streefden er dan ook naar om een Europese moderne schilderstijl te creëren die typisch Indiaas is, maar toch ook haar eigen unieke stijl uitdrukt.
Sher-Gil reisde uitgebreid door het land en raakte diep onder de indruk van de armoede en het lijden dat ze daar zag. In 1937 maakte Sher-Gil een reis door Zuid-India, waar haar ‘Zuid-Indiase trilogie’ uit voortkwam. Deze drie schilderijen, genaamd ‘Bruidstoilet’, ‘Brahmacharis’ en ‘Zuid-Indiase dorpelingen gaan naar de markt’ zijn onmisbaar voor haar artistieke ontwikkeling, waarin ze het Indiase plattelandsleven heeft vastgelegd. Deze drie werken waren onder andere te koop op haar eerste kleine solotentoonstelling in Lahore in 1937 voor een prijs van ₹1.500 per stuk.
Bruidstoilet, Brahmacharis en Zuid-Indiase dorpelingen gaan naar de markt
Het eerste schilderij in de trilogie is ‘Bruidstoilet’. Het kunstwerk toont een intiem tafereel in de kamer van een bruid. De bruid zit halfnaakt in het midden, haar handen zijn bedekt met henna, een traditioneel gebruik bij Indiase huwelijken. Om haar heen zijn twee andere vrouwen en twee kinderen te zien. Een van de vrouwen is bezig met het kapsel van de bruid, terwijl de andere vrouw een bakje vasthoudt. Het schilderij geeft niet alleen een alledaagse scène weer, maar geeft een kijk in de levens van Indiase vrouwen, hun rituelen en de complexiteit van hun emoties. Het schilderij laat Sher-Gil’s fascinatie voor het leven van ‘gewone’ mensen zien, met name vrouwen en hun dagelijkse ervaringen.
‘Brahmacharis” is het tweede werk in de trilogie. Dit werk beeldt een groep jonge mannelijke studenten of asceten af, die bekend staan als Brahmacharin. De ingetogen houding van hun lichamen en de rustige uitdrukking op hun gezichten geven een moment van zelfbeschouwing weer. Dit sluit aan bij de betekenis van de term ‘brahmachari’ die in het hindoeïsme verwijst naar een levenswijze van kuisheid en spirituele toewijding. De invloed van de Ajanta-fresco’s is duidelijk zichtbaar in de posities van de figuren.
Het laatste schilderij uit deze reeks is ‘Zuid-Indiase dorpelingen gaan naar de markt’. Het schilderij toont een groep Zuid-Indiase mannen, vrouwen en kinderen die op weg zijn naar de mark. In 1940 was het schilderij een van de zes werken van Sher-Gil die werden tentoongesteld in de Indian Academy of Fine Arts in Amritsar, om geld in te zamelen voor het Oorlogsfonds.
Karl Khandalavala schreef dat Sher-Gil in deze werken “de geest van Ajanta heeft gevangen op een manier die geen enkele moderne Indiase kunstenaar ooit heeft gedaan’’. Hij prees haar vermogen om de compositie, het onderwerp en de sfeer van de fresco’s te hervormen tot een levende en actuele presentatie. Hoewel Sher-Gil niet direct politiek actief was, weerspiegelde haar werk vaak de sociale en politieke realiteiten van haar tijd. Haar schilderijen van vrouwen, biedt ook een kijk op de ervaring van het koloniale en postkoloniale India.
Dood en nalatenschap
In 1938 trouwde Sher-Gil met haar neef, Dr. Victor Egan. Ze verhuisde terug naar Hongarije, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog keerde het echtpaar weer terug naar India. Amrita Sher-Gil’s leven kwam op 28-jarige leeftijd op 5 december 1941 tot een tragisch einde, slechts paar dagen voor de opening van haar grote eerste tentoonstelling in Lahore. De oorzaak van haar dood is tot op de dag van vandaag onbekend.
Sher-Gil had in de laatste tien jaar van haar leven maar liefst 172 olieverfschilderijen gemaakt. Waarvan de meeste nog in het bezit van haar familieleden zijn. 44 schilderijen die toebehoren aan Viktor Egan en een paar schilderijen die bij haar vader waren, werden gedoneerd aan de Nationale Galerie voor Moderne Kunst in New Dehli. Het grootse deel van haar werken worden hier nog steeds ondergebracht. Sher-Gil’s schilderen behoren momenteel tot de duurste werken van Indiase vrouwelijke kunstenaars. De Indiase regering heeft haar kunstwerken in 1976 zelfs uitgeroepen tot nationaal kunstbezit en in 2018 werd er zelfs een krater op Mercurius naar haar vernoemd.
0 reacties