Asger Jorn: hoe kunst leerde ademen

Gepubliceerd door Myrthe Dijckhoff op

De eerste keer dat ik kennis maakte met het werk van Asger Jorn, was toen ik het schilderij Øjets Blikstille in het Louisiana Museum zag hangen. Gelegen aan het einde van de zalen van de vaste collectie van het museum zag ik haar. Expressieve kleuren, wilde kwaststreken en een explosieve compositie. Er gebeurde iets met me dat ik nog niet eerder zo met kunst had ervaren. Uiteraard zie je soms een werk dat je de adem doet stokken, je een tweede keer doet kijken en soms zelfs een derde keer, maar dit was anders. Het voelde anders. Iets diep in mij werd getroffen en dwong me om te blijven kijken. Bij gebrek aan een betere benaming zou er kunnen worden gesproken van liefde op het eerste gezicht. Pas veel later zou ik tot de ontdekking komen dat ik niet alleen te maken had met een kunstenaar die een belangrijke rol heeft gespeeld bij de oprichting van de Cobra beweging, maar voornamelijk met een pionier in de Deense schilderkunst. Met zijn theorie rondom kunst heeft hij niet enkel een impact gemaakt op zijn tijdgenoten, maar bovenal onherroepelijk zijn stempel gedrukt op de definitie van kunst in de ogen van toekomstige generaties. Maar wat houdt deze theorie in? En hoe vertolkt en verhoudt deze zich tot zijn werk?

Asger Jorn, voluit Asger Oluf Jørgenson, werd geboren op 3 maart 1914 in Vejrum, Denemarken. Hij groeide op in een omgeving met veel christelijke invloeden, waardoor hij zich op jonge leeftijd al begon te verzetten tegen alle vormen van macht en autoriteit; een thema dat vrijwel zijn hele leven erg relevant zou blijven. Tijdens zijn tienerjaren raakt hij in aanraking met theorieën over de hervorming van de Deense identiteit en in de loop van de jaren 30 gaat Jorn zich steeds actiever bezig houden met politiek en filosofie, onder meer door lid te worden van de communistische partij van Denemarken. 

Asger Jorn voor een van zijn schilderijen.

De jaren 30 dienden voor Jorn als een tijd van ontplooiing en experiment. Hij schildert, steeds iets meer, en in 1936 vertrekt hij voor een jaar naar Parijs. Hij wil leerling worden van Kandinsky, maar wanneer dat wegens omstandigheden niet lukt, kiest hij ervoor om zich bij Fernand Légers Academie Contemporaine te voegen. Experimenten met een meer abstracte weergave beginnen een prominente rol te spelen in zijn werk, hij sluit zich aan bij de surrealisten en wordt actief lid van de avant-gardistische beweging. Daarnaast co-publiceert hij in 1936 “La Langue Verte et la Cuite”, wat voor Jorn als de start geldt voor zijn liefde voor het schrijven van manifesten en theorieën. Van 1937 tot 1942 keert hij terug naar Denemarken, waar hij student wordt aan de Royal Danish Academy of Fine Arts in Kopenhagen, maar uiteindelijk besluit te stoppen vanwege zijn kritiek op de traditionele regels die rond die tijd heersen over de kunst.

De Tweede Wereldoorlog heeft, net als voor vele anderen, een grote impact op het wereldbeeld van Asger Jorn. Hij sluit zich aan bij het Deense verzet en richt het ondergrondse kunsttijdschrift Helhesten op, waar hij onder meer essays schrijft over de toekomst van kunst. Nadat de oorlog is afgelopen, organiseert Jorn zich in 1948 samen met een groep andere kunstenaars tot een nieuw collectief: de Cobra-beweging. Deze zou tot 1951 standhouden en heeft als voornaamste doel om de internationale samenwerking tussen kunstenaars te bevorderen. Een nadruk op primaire expressie, invloeden uit de volks- en kinderkunst, het gebruik van heldere kleuren, expressieve kwaststreken en een afwijzing van het rationele staan centraal in het werk van de beweging. Ze willen losbreken van de traditionele conventies en compleet in verbinding staan met het intuïtieve. 

Wanneer ook deze, mede door interne conflicten, uiteen valt, besluit Jorn om samen met Guy Debord en Piero Simondo een nieuwe beweging op te zetten: het situationisme, ook wel bekend onder de naam Situationist International. Ondanks dat deze veel overeenkomsten bezat met het gedachtegoed van Cobra, is er een veel grotere nadruk op het politieke aspect van hun kunstfilosofie en is er duidelijke meer sprake van een revolutionaire en radicale inslag. De situationisten gaan daarin verder dan slechts binnen hun kunst; ze willen actief een verandering doorvoeren in de maatschappij. Ze bekritiseren de consumptiedrang, het kapitalisme en de in hun ogen ontmenselijking van de kunst. Het individu moet volgens hen op een nieuwe manier na leren denken, om zo gaandeweg een vrijer en authentieker leven te kunnen leiden. Deze vrije en transformatieve visie wordt ook vertolkt in hun kunst, waar het traditionele wordt losgelaten en plaatsmaakt voor verschillende vormen van meer moderne media, zoals assemblages, collages, films, happenings en soms zelf het aanpassen of verrijken van al bestaande kunst. 

Asger Jorn in zijn atelier.

Binnen Jorns persoonlijke visie zijn ook veel invloeden van het situationisme te herkennen. Zo is hij onder meer van mening dat kunst niet statisch zou moeten zijn, maar de mogelijkheid zou moeten hebben om gaandeweg te worden gemodificeerd, om zo mee te ontwikkelen met de tijd. Kunst is te elitair en is het contact met de gewone mens verloren en draagt bovendien onvoldoende bij aan de sociopolitieke rol die het zou kunnen vervullen. Hij beschouwt kunst als een krachtig middel dat tot mensen spreekt en vindt daarom dat het een kritische houding aan zou moeten nemen tegenover maatschappelijke vraagstukken. Daarnaast zou het diverser in stijl en meer fluïde in discipline moeten zijn, waarbij het voortkomt uit een collectieve samenwerking in tegenstelling tot het traditionele beeld van de afzonderlijke kunstenaar. Het beoogde doel is een versmelting van de grenzen tussen kunst en het dagelijks leven en Jorn streeft ernaar om de kunst zo toegankelijk en relevant mogelijk te maken voor het alledaagse bestaan in een maatschappij. 

Jorn gelooft dat de schoonheid van kunst zou moeten worden gevonden in het spontane en dat het imperfecte moet worden omarmd in de creatie ervan. Een belangrijke bron voor deze onaangetaste creativiteit zijn volgens hem kindertekeningen en ‘primitieve’ kunst. Ook experiment is essentieel, want alleen zo kan de kunstenaar verbreken met de conventionele kunstnormen en volledig handelen vanuit het gevoelsmatige. Het verlangen om los te breken van artistieke beperkingen en het promoten van levende, aan verandering onderhevige en intuïtieve creativiteit is voor Asger Jorn dan ook het voornaamste doel binnen zijn filosofie.  

Øjets Blikstille, 1971, Louisiana Museum

Deze utopische ambities zijn duidelijk terug te vinden in zijn eigen werk. Kleur speelt een prominente rol binnen zijn stijl, of deze nu vloekt of complimenteert. Zijn composities zijn explosief en geabstraheerd en zijn schilderijen lijken bijna los te breken van het doek. Jorns verfstreken zijn krachtig en chaotisch, lijken soms ietwat te ongeorganiseerd, maar vormen wel degelijk een geheel. Dit is ook zichtbaar in Øjets Blikstille, wat dateert uit 1971, een jaar voor zijn overlijden. Groen springt prominent naar voren en versmelt gaandeweg met een gevarieerd palet van tinten in de linkerbovenhoek. De voorstelling is levendig en vaag, ergens is een figuur te herkennen, misschien zelfs twee, maar staat vooral open voor interpretatie van de beschouwer. Het is duidelijk dat zijn werken voortkomen uit een bron van diepere emoties. Ze zijn niet bedoeld om naar te kijken, maar om bij te voelen. Asger Jorn nodigt je uit om stil te staan bij het onderbewuste, te tappen in de chaos die stilletjes in de orde heerst. Hij vraagt je om los te breken van dat wat je kent en veel verder te gaan, te voelen, dan de grenzen die je tot nu toe denkt te hebben leren kennen.


0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder
WP2Social Auto Publish Powered By : XYZScripts.com