De Kledingkast van… Eugène Delacroix

Gepubliceerd door Luuk Spee op

Het gelaat van Eugène Delacroix (1798-1863) hoeft voor niemand onbekend te zijn. De kunstenaar heeft zichzelf verschillende keren geschilderd en ook destijds fonkelnieuwe foto’s  geven een goed beeld van hoe de man er doorheen zijn leven heeft uitgezien. En ofschoon zijn baard- en haardracht nogal eens veranderden, zijn de donkerbruine krullen, ingevallen wangen en een forse kin de kenmerken waaraan we de kunstenaar keer op keer herkennen. Ook in zijn kledingkast lijkt er weinig aan verandering onderhevig te zijn: steevast zien we de Fransman in een strakke zwarte jas, grote halsdoek, wit hemd en een hoog zittend vest. Dat is niet zo raar, want dit schreef de herenmode nu eenmaal voor gedurende zijn volwassen leven. 

Eugène Delacroix, Zelfportret als Ravenswood, ca. 1821-24, olieverf op doek, 40,9 x 32,3 cm,
Musée national Eugène-Delacroix Parijs

Eén zelfportret vormt echter een uitzondering op het geheel. Dit is het Zelfportret als Ravenswood. We zien de hier piepjonge kunstenaar niet in zijn negentiende-eeuwse kloffie, maar in een Spaans kostuum uit de late zeventiende eeuw. Hij draagt lang haar, een zwarte wambuis met witte kraag, kniebroek en er hangt een slanke degen aan zijn heup. Waarom beeldt de kunstenaar zich zo archaïsch af? In de eerste plaats ligt dat aan de periode van vervaardiging. Het portret stamt uit de eerste helft van de jaren twintig van de negentiende eeuw. Dit zijn dé jaren van de Romantiek: ridderverhalen zijn in trek en het professioneel historisch onderzoek begint aan zijn opmars. Daardoor is het in die tijd in de mode om je te laten portretteren als een historisch figuur. Met name de romans van de Schot Walter Scott (1771-1832) vormen een ware inspiratiebron voor de verkleedgrage romanticus. Delacroix gaat mee met deze mode. Hij beeldt zich namelijk af als de getroebleerde held Edgar Ravenswood uit Scotts roman De Bruid van Lammermoor (1819). Dit boek speelt zich af in het Schotland van een niet nader te noemen jaar rond 1700. Edgar Ravenswood, de protagonist die wordt omschreven als “a man who looked like Spanish grandee”, is een edelman wiens vaders land is afgepakt en overgenomen door een andere familie. Ravenswood raakt verliefd op de dochter van die familie. Een onmogelijke liefde dus, die voor beide tragisch zal eindigen. Blijkbaar was Delacroix zo door de figuur gegrepen dat hij zich ermee wilde identificeren.

Charles Robert Leslie, Illustratie uit de Bruid van Lammermoor:
Ravenswood and Lucy at the mermaiden’s well, 1819-1859

De fascinatie voor de romanfiguur is in historisch opzicht te begrijpen, maar waarom koos de kunstenaar precies voor Ravenswood? Om die vraag te beantwoorden is het nuttig om naar de persoonlijke situatie van Delacroix te kijken op het moment dat hij het zelfportret schilderde. De kunstenaar kwam uit een redelijk welvarend nest, maar dat veranderde rond 1820. Zowel zijn vader als zijn twee oudere broers wisten goede posten te bemachtigen in de ambtenarij en het leger van Napoleon, waarmee zij een redelijk fortuin opbouwden. Het ging echter mis nadat Napoleon was verslagen in 1815. De enige die nog leefde na dat jaar was Delacroix’ oudste broer. Door al het meegekregen oorlogsgeweld was de man aan de drank geraakt. In een aantal jaar speelde de broer zo het volledige familiefortuin erdoorheen. In 1821 was het zelfs zo erg dat de landgoederen van de familie moesten worden verkocht. Het is aannemelijk dat de op dat moment debuterende. Delacroix zich daarom met Ravenswood vergelijkt. Ook dat personage was immers zijn landgoederen verloren door toedoen van zijn familie. En beide personen konden weinig aan dit lot veranderen. 

Delacroix verheerlijkt in zijn zelfportret dus zijn eigen tragiek. Ook dat past erg in het tijdsbeeld van de Romantiek. Thema’s als de onomkeerbaarheid van het lot, melancholie en nostalgie werden in die tijd als verheven beschouwd. Zeker voor mensen die werkzaam waren in de kunsten. Jaren later, toen Delacroix een oudere man geworden was, gaf hij aan de schrijver Charles Baudelaire toe dat hij in zich in zijn jonge jaren te goed deed aan alle “uiterlijke verschijnselen” van het “dandyisme”. Op deze manier wilde hij zich meten aan de kunstenaars van zijn tijd.

 

Léon Riesener, Daguerreotype van Eugène Delacroix,
1842, daguerreotype, Musée d’Orsay Parijs

0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder
WP2Social Auto Publish Powered By : XYZScripts.com