Aan het woord: Dr. Jan Dirk Baetens
Nog tot 7 februari 2017 is in het Fries Museum in Leeuwarden de tentoonstelling ‘Alma-Tadema. Klassieke verleiding’ te zien. De tentoonstelling biedt een indrukwekkend overzicht van het werk van de tot Brit genaturaliseerde Nederlandse kunstenaar Lawrence Alma-Tadema (1836-1912), die vlakbij, in het dorpje Dronryp, geboren werd. Naast Tadema’s vaak adembenemende historische reconstructies, vooral van het leven in de klassieke oudheid, springen nog twee elementen erg in het oog in de tentoonstelling: de plaats die wordt gegeven aan de spectaculaire huizen die Tadema in Londen voor zichzelf en zijn familie ontwierp en inrichtte, die bijna kunstwerken op zichzelf waren, en de aandacht die er gaat naar de grote invloed van Tadema’s werk op de sandalenfilms uit Hollywood, van Ben Hur (1925) tot Gladiator (2000).
De laatste grote Tadema tentoonstelling dateert alweer van 1996. Voor die daarvoor moeten we zelfs teruggaan tot 1913, het jaar na het overlijden van de kunstenaar. Ook vandaag blijft Tadema, ondanks de hernieuwde interesse, soms een beetje acquired taste, zeker in vergelijking met artistieke tijdgenoten als de impressionisten of Vincent van Gogh. Dat is best ironisch. In de negentiende eeuw waren Tadema’s schilderijen mateloos populair bij het brede publiek, terwijl de kunst van de impressionisten slechts bij een kleine elite in de smaak viel. In de twintigste eeuw leerden we Tadema’s werk allemaal te verwerpen als platte kitsch en moesten we de vernieuwende impressionisten gaan waarderen. Naar het einde van deeeuw toe werden Tadema en een aantal van zijn meer academische vakgenoten dan weer herontdekt door een kleine groep van kenners, terwijl tegen dan miljoenen mensen jaarlijks het Musée d’Orsay bestormden voor de impressionisten. Het leuke is dat ik die ontwikkeling niet alleen heb meegemaakt maar zelf ook heb doorgemaakt. Ik herinner me goed hoe ik in 1996 in een boekhandel bladerde in de catalogus bij de Tadema tentoonstelling dat jaar en met het op niets gestoeld zelfzeker dédain van een achttienjarige aan mijn gezelschap liet weten dat dit nu toch echt geen kunst was. Amper tien jaar later stortte ik me op een diepgravend onderzoek naar het werk van de Belgische schilder Henri Leys (1815-1869), Tadema’s belangrijkste leermeester, en zo kwam ik ook opnieuw bij Tadema zelf terecht, nu met niets dan bewondering en verwondering. Voor de tentoonstelling in Leeuwarden verzorgde ik een bijdrage over Tadema’s tijd in het atelier van Leys en over enkele weken organiseer ik met collega Eric Moormann ook een aan de kunstenaar gewijd symposium in het museum.
Ik waag me al lang niet meer aan uitspraken over wat kunst is en wat niet, maar ik weet wel dat er niet veel is dat ik liever doe dan de schilderijen van Tadema zitten bekijken en bestuderen. Daarmee behoor ik overigens niet, of niet meer, tot een kleine, verlichte elite, zoals dat misschien dertig jaar geleden het geval zou zijn geweest: naar wat ik hoor loopt het nu echt storm voor Tadema in Leeuwarden. Misschien is de cirkel binnenkort helemaal rond en zetten de grote musea hun impressionisten ook nog eens op zolder.
0 reacties